Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Artikel 1 uit de Jeugdwet definieert kindermishandeling als “elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel”.

In ons “Protocol Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling” wordt beschreven hoe men stapsgewijs moet handelen wanneer er sprake lijkt te zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Meldcode. Het is afhankelijk van de functie van de onderwijsprofessional of deze slechts een signaleringsverantwoordelijkheid heeft, of ook een bespreekverantwoordelijkheid of zelfs een handelingsverantwoordelijkheid. In ons protocol wordt duidelijk gemaakt welke functies welke verantwoordelijkheden dragen. Tot slot worden degenen die ook een handelingsverantwoordelijkheid hebben, voorzien van een afwegingskader zodat duidelijk wordt wat men zelf kan doen of wanneer er juist contact moet worden opgenomen met Veilig Thuis.

De Meldcode omvat in ieder geval de volgende 5 stappen:
1. Noteer alle signalen die bij u het vermoeden wekken dat er sprake zou kunnen zijn van huiselijk geweld of kindermishandeling. Maak hierbij onderscheid tussen feiten en veronderstellingen. Noteer ook de namen van eventuele bronnen.
2. Bespreek alle genoteerde signalen met minimaal één collega en eventueel met Veilig Thuis.
3. Bespreek het ontstane vermoeden met het betrokken kind of met de ouders van dit kind. Zie van dit gesprek slechts af wanneer een dergelijk gesprek de veiligheid van het kind in gevaar zou kunnen brengen. Voor een dergelijk gesprek is het essentieel dat degene die het gesprek voert, vaardig is in het voeren van moeilijke oudergesprekken.
4. Stel vast of er naar aanleiding van stap 1 t/m 3 nog steeds een vermoeden bestaat van huiselijk geweld of kindermishandeling en of de vermoede onveiligheid acuut of structureel is.
5. Wanneer de vermoede onveiligheid van acute of structurele aard is, dan is een melding bij Veilig Thuis verplicht. Daarnaast mag de school zelf hulp organiseren, mits zij in staat is om effectieve en passende hulp te bieden, alle betrokkenen meewerken aan de geboden hulp en de geboden hulp leidt tot duurzame veiligheid. Wanneer niet aan al deze voorwaarden wordt voldaan, dan is een melding bij Veilig Thuis verplicht.