Autisme in het onderwijs

Autisme in het onderwijs

In bijna elke schoolklas zit wel een leerling die enige vorm van autisme heeft. In het speciaal onderwijs liggen die aantallen vele malen hoger waardoor in sommige klassen zelfs meer dan driekwart van de leerlingen de diagnose autismespectrumstoornis heeft. Dat maakt het belangrijk voor onderwijsprofessionals om goed op de hoogte te zijn van wat autisme precies inhoudt en hoe je er het beste mee kunt omgaan.

In dit artikel gaan we in op de volgende vragen:


De diagnose autisme

Voorafgaande aan de nieuwste editie van het diagnostisch handboek voor psychologen in 2013 (DSM-5) werd de diagnose autisme nader gespecificeerd met subtypen zoals bijvoorbeeld klassiek autisme, het syndroom van Asperger of PDD-NOS. Sinds de uitgave van DSM-5 wordt echter nog slechts de diagnose autismespectrumstoornis vermeld. Deze stoornis wordt in teksten vaak weergegeven met de afkorting ASS of met de verkorting autisme. In dit schrijven is gekozen voor dat laatste.

Autisme is een stoornis op het gebied van de informatieverwerking. De diagnose autisme wordt uitsluitend gesteld op basis van een psychologisch onderzoek naar gedragskenmerken. Het is dus niet mogelijk om de diagnose autisme te stellen op basis van bijvoorbeeld een DNA-test, een bloedonderzoek of een hersenscan.

Bij het psychologisch onderzoek wordt er gekeken naar zeven specifieke gedragskenmerken die gecategoriseerd zouden kunnen worden in drie categorieën:

  1. Moeite met sociaal functioneren
    1. Beperkingen in de sociale wederkerigheid
    2. Beperkingen in non-verbaal gedrag
    3. Beperkingen in het begrijpen van relaties
  2. Moeite met flexibiliteit
    1. Repetitief gedrag
    2. Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde
    3. Zeer beperkte en gefixeerde interesses
  3. Moeite met zintuigelijke gevoeligheid
    1. Over- of ondergevoeligheid voor prikkels

Autisme is niet te genezen, maar wel te behandelen. De meest voorkomende behandeling voor autisme is enige vorm van cognitieve gedragstherapie. Dit betekent dat er wordt gewerkt aan nieuw gedrag door uit te gaan van de gedachten en gevoelens die ten grondslag liggen aan het oorspronkelijke gedrag. Door de gedachten achter disfunctioneel gedrag te veranderen, ontstaat meer functioneel gedrag, waardoor degene met de diagnose autisme beter zal gaan functioneren en een hogere kwaliteit van leven zal verkrijgen.

Bij dergelijke cognitieve gedragstherapieën richt men zich over het algemeen op de volgende cognitieve kenmerken van autisme:

  1. Beperkingen in het overzien van het geheel
  2. Beperkingen in het monitoren van het eigen gedrag
  3. Beperkingen in het zichzelf verplaatsen in een ander


Prikkelverwerking bij autisme

Omdat autisme een stoornis is op het gebied van de informatieverwerking, worden externe prikkels door mensen met autisme anders ervaren dan door iemand die geen autisme heeft. Een welbekend verschijnsel is bijvoorbeeld overprikkeling. Alledaagse prikkels zoals omgevingsgeluid of zonlicht kunnen dermate intens worden ervaren dat het algehele functioneren hierdoor bemoeilijkt wordt. Men kan zich bijvoorbeeld niet meer concentreren op een bepaalde taak. Mensen die hier veel last van hebben dragen bijvoorbeeld een koptelefoon die het omgevingsgeluid actief uitdooft.

Daarnaast kunnen mensen met autisme een bepaalde situatie ook heel anders waarnemen. Hierdoor krijgen waarnemingen een andere betekenis, hetgeen een behoorlijke impact kan hebben op het dagelijks leven. Om deze veranderde waarneming te kunnen begrijpen kan het leerzaam zijn om met behulp van een workshop zelf eens te ervaren hoe het is om uiteenlopende situaties te beleven zoals iemand met autisme dat zou kunnen ervaren. Dit wordt een AutismeBelevingsCircuit genoemd.


Rekening houden met autisme

Men kan het beste rekening houden met autisme door zich allereerst te verplaatsen in degene met autisme door mee te denken met een autistische denkwijze. Vanzelfsprekend heeft niet iedereen met autisme dezelfde denkwijze, maar er zijn wel een aantal elementen die veelvuldig voorkomen bij mensen met autisme. Voorbeelden daarvan zijn het extreem gefocust zijn, het oog hebben voor de kleinste details, het letterlijk opvatten van alles wat gezegd wordt en het willen vasthouden aan structuren.

Een andere aspect van het rekening houden met autisme is het uitgaan van de eigenheid van elk mens met autisme. Hoewel er over de gehele populatie van mensen met autisme wel uitspraken te doen zijn die behoorlijk geldig blijken te zijn, is elk mens met autisme net zo uniek als elk mens zonder autisme. Ook al heeft 99% van de mensen met autisme een bepaalde eigenschap, dan kan het nog zomaar zo zijn dat u te maken hebt met die ene procent die dat helemaal niet heeft. Daarbij komt nog dat de percentages voor de meeste kenmerken van autisme beduidend lager liggen. Dit alles zorgt ervoor dat er geen sprake kan zijn van een one size fits all omgang met autisme. U zult altijd moeten uitgaan van de individuele mens zoals deze zich bij u aandient.

Tot slot kunt u nog rekening houden met autisme door te beseffen dat mensen met autisme nog veel kunnen leren om beter te functioneren. Dat iemand niet kan plannen, wil niet zeggen dat diegene niet kan leren plannen. Dat iemand steeds maar afgeleid is, wil niet zeggen dat diegene niet kan leren om op bepaalde momenten de aandacht ergens bij te houden. Vooral wanneer we te maken hebben met jongeren met autisme is het essentieel om te bedenken dat we deze jongere aan het helpen zijn om zich voor te bereiden op het grote volwassen leven met alle uitdagingen van dien, zoals een baan, een relatie, kinderen opvoeden enzovoorts. Door leerlingen met autisme bewust nieuwe vaardigheden aan te leren, kunt u een wereld van verschil maken voor de toekomst van deze ene leerling.

Deze gehele paragraaf wordt in onze workshop over autisme in het onderwijs voorzien van tientallen tips. Daardoor leert u om in uw eigen lespraktijk optimaal rekening te houden met leerlingen met autisme.


Aanpassingen in de omgeving

Naast het persoonlijk rekening houden met autisme, kan er vaak ook heel wat worden aangepast in de omgeving van mensen met autisme om daardoor de specifieke behoeften van autisme zo goed mogelijk tegemoet te komen. Hierbij is het nadrukkelijk niet de bedoeling om een bubbel te creëren die zover losstaat van de alledaagse werkelijkheid dat een leerling met autisme buiten uw klaslokaal ineens veel meer moeite heeft met allerlei aspecten van het dagelijks leven, omdat diegene in uw lessen daarvan afgeschermd was. Het blijft de bedoeling om een leerling voor te bereiden op het alledaagse volwassen leven, maar om tot dat leren te komen, kan het zeer behulpzaam zijn om in ieder geval enige essentiële aanpassingen te maken in de omgeving van deze leerlingen:

  • U kunt bijvoorbeeld aanpassingen maken in uw communicatie met leerlingen met autisme. Bijvoorbeeld door concreet en expliciet tegen hen te praten, zonder figuurlijk of dubbelzinnig taalgebruik. Of door lesstof te visualiseren en deze ook visueel te ondersteunen.
  • Daarnaast kunt u ook aanpassingen maken in uw sociale omgang. Bijvoorbeeld door de onderlinge relatie en de verantwoordelijkheden van beiden te beschrijven, door voldoende fysieke ruimte te geven en door tijd te geven om te acclimatiseren of iets te laten bezinken.
  • U kunt de voorspelbaarheid van uw gedrag vergroten door altijd duidelijk te zijn in wat er gedaan gaat worden, zowel gedurende de lesperiode als tijdens een specifieke les. Of u kunt zorgen voor specifieke routines voor bijvoorbeeld de aanvang van een les, voor activiteitenwisselingen of voor het einde van de les.
  • Tot slot kunt u ook aanpassingen maken in de prikkels waaraan een leerling wordt blootgesteld. Bijvoorbeeld door een rustige omgeving te creëren, door onverwachte prikkels te vermijden en door momenten met veel prikkels vooraf aan te kondigen.

Ook deze gehele paragraaf wordt in onze workshop over autisme in het onderwijs voorzien van tientallen tips. Daardoor leert u om uw eigen lesomgeving aan te passen aan leerlingen met autisme.


Orde houden bij autisme

Juist mensen met autisme hebben een vergrote behoefte aan ordelijkheid. Zij varen er wel bij wanneer u op allerlei vlakken orde aanbrengt en elke vorm van wanorde weet te beteugelen.

Bij het aanbrengen van orde kunt u bijvoorbeeld denken aan de fysieke plaatsing van leerlingen (wie zit waar), aan het organiseren van activiteiten op specifieke momenten (wat gebeurt wanneer), aan het implementeren van routines, aan het structureren van didactiek en aan het vaststellen welke gedragingen gewenst dan wel ongewenst zijn.

Daarnaast is het belangrijk om de aangebrachte orde ook te handhaven. Hierbij kunt u gewoon uitgaan van uw gangbare wijze van goed orde houden met daarbij slechts een aantal kleine toevoegingen. Bijvoorbeeld door uw correctieladder te visualiseren met pictogrammen of door schijnbare afwijkingen in uw aanpak duidelijk toe te lichten.


Agressiepreventie en deëscalatie bij autisme

Agressiepreventie is sowieso een belangrijk onderwerp voor onderwijsprofessionals die het liefst zo min mogelijk geconfronteerd worden met allerlei vormen van agressie. Daarbij komt echter dat er aardig wat kenmerken van autisme zijn die agressiebevorderend kunnen werken. Tijdens onze workshop over agressiepreventie bij autisme geven we daarom tips voor elk van deze agressiebevorderende kenmerken, zodat het vóórkomen van agressie tot een minimum beperkt blijft.

Wanneer u dan toch geconfronteerd wordt met agressie, dan is het goed om te weten hoe u verbaal kunt deëscaleren op een wijze die passend is voor mensen met autisme. Tijdens onze workshop leert u twee verschillende manieren zodat u altijd een back-up plan hebt voor wanneer uw eerste aanpak niet voldoende blijkt te werken.

Aanbevolen literatuur

[1] Autisme Centraal: Autismevriendelijkheid
[2] Vermeulen, P et al., 2015: Autisme en normale begaafdheid in het onderwijs
[3] Vanroy, K.: Leren met autisme, Autistisch denken in de onderwijspraktijk
[4] Bartels, B., 2018: Zelfcontrole bij volwassenen met autisme

Relevante workshops

Workshop Autisme in het onderwijs

Workshop AutismeBelevingsCircuit

Workshop Agressie voorkomen op school